Het bakkerijmuseum De Grenswachter heeft vele museumstukken welke zijn verkregen door schenking. Daar we de schatten niet voor ons alleen willen houden zullen we steeds wisselend hier museumschatten aan u laten zien.

EEN SNIJMACHINE UIT OUDE DOOS

 

Deze snijmachine is uit oude tijden en geeft aan hoe men vroeger stokbrood sneed, ook werden deze snijmachines voor het snijden van vlees gebruikt.

wafelijzer 

 

 

Dit is een wafelijzer waarop in de bovenzijde het recept is ingeslagen.

HANDKOFFIEMOLEN

 

Deze koffiemolen werd gebruikt om koffie bonen te malen.

 

Vroeger kocht men koffie bonen welke men zelf moest malen. Daarna werd de koffie in een kan gedaan en werd er heet water bij gegoten en liet men de koffie trekken. Daarna werd hij in een kop gegoten om te worden gedronken.

 

 

 

 

HOE MEN IN DE TIJD VAN 1760 GEBAK BAKTE:

 

Ik fpreek meenigmaalen van de pan, mevrouw, om dat ik my daar het voordeeligft by bevinde. By voorbeeld; ik bak thien ponden banket, onder de pan, met voor twee stuivers aan koolen en in den oven heb ik daar toe wel voor een schelling noodig. Te meer: Daar wordt my zomtyds maar voor twaaf stuivers van eenig goed befteld, daar ik niet van voorzien ben, schoon van al het andere myne doozen gevuld zyn: Zoo ik dan daar voor evenwel den oven ftooken wil, vliegd de winft de schoorfteen uit, dat my niet gebeuren zal indien ik bak onder de pan, want, zoo draa myn gebak gaar is, doof ik de koolen en bewaar die tot een andere tyd. Nog verder. Ik veronderftel dat my te zeven ueren choes befteld word, die te agt ueren gereed moet zyn. Ik neem de koolen en leg die aan het vuer. Terwyl die aan-gaan, weeg ik myn choes af en zet ér die op. Terwyl ik de blikken befmeer, kookt het beflag, dat ik dan klaar maak en zet het naar zoo lang neer. Dan doe ik myn geglomme koolen op het deksel van de pan. Terwijl die heet word fchep ik het beflag in de blikken en zet ze vervolgens onder de pan. Klaar is de choes, binnen het uer, daar anders den oven nog nauwelyks warm zou wezen.

 

Deeg maken in 1729

 

Neem een half pond booter en een half pond tarwe-meel. Meng het droog, in een houten bak, door malkander en, dat gedaan zynde, zo beflaat het met een mutsje water, of zoete melk; Dog het moet luchtig bewerkt worden, want anderrs maakt men het deeg dood, doordien men het de kragt beneemd en, wanneer de kragt benoomen is, zo word het onzienlyk en wil niet lugtig worden.

Het beflaan van een goede korft-deeg, of booter-deeg, zoo men het noemen wil, beflaat hier in. Mengd, als zoo daadlyk gezegd heb, het meel en de booter droog en lugftig met u hand door malkander: Doewd ér dan het vogt op en roerd het los door met de leepel, of spatel, tot het by-na vermengd is. Doed het dan op u werk-bank en bewerk het verder met de rolstok door malkander, tot de booter daar door is.

Dog, hoe minder men het deeg duewd, hoe beeter het is, want door het behandelen verlieft het zyn kragt. ’s Zomers is het moeilyker dan ’s winters en hoe warmer weer hoe erger het is om het deeg taay te houden, want, als het niet taay is, is het niet goed ten gebruik.

 

Daarom moet men het deeg des zomers onderfteunen met het wit van een r

ey, op die quantiteit als ik bevoorens heb gezegt, dat zal het deeg veel goed doen en gy zult het des te beter konnen bewerken en taay houden.

 

 

(uit Tzaamenspraak tusschen een mevrouw, banket-bakker en confiturier uit 1759)